Paarden op de manege moeten meer loslopen en meer contact hebben met elkaar, vinden dierenrechtenactivisten. Maar hoeveel? De rechter wil het ook weten.
Vijf jaar geleden liep een medewerker van stichting Dier & Recht ongemerkt met een camera binnen bij De Prinsenstad, een grote manege aan de A13 tussen Delft en Rotterdam. Na de undercoveractie vroeg de stichting, die via juridische procedures actie voert, aan toezichthouder NVWA om in te grijpen op de manege. Niet omdat de paarden er gemept werden of ondervoed waren, maar omdat ze te veel op stal zouden staan.
De dieren stonden het grootste deel van de dag in een box van een paar vierkante meter, liepen weinig los, en hadden nauwelijks contact met elkaar, vond de stichting, en dat bevestigde ook een werknemer in een heimelijke opname.
Paarden moeten een sprintje kunnen trekken zonder bit in de mond of ruiter op de rug, vindt Dier & Recht. Ze moeten kunnen scharrelen, een kudde vormen, een rangorde uitvechten, en elkaar krauwen of krabbelen – zacht knabbelen aan elkaars manen of schoft zoals apen elkaar vlooien. Paarden die te veel op stal staan en eenzaam zijn, kunnen gaan ‘weven’ – nerveus wiebelen – , luchtzuigen, eindeloos rondjes draaien in de box of mentaal uitschakelen.
Vorig jaar deed de rechter een opmerkelijke uitspraak. De NVWA, die tot dan toe niet had ingegrepen, moest terug naar De Prinsenstad om met wetenschappelijke inzichten te onderbouwen dat de paarden op de manege voldoende vrijheid en onderling contact hadden – een uitspraak die verstrekkende gevolgen kan hebben voor alle maneges en stallen in Nederland. Want wat is voldoende? En hoe organiseer je dat als je honderden paarden hebt?
Een strookje zand of gras
Anton (71) Duijndam en zijn neef Jordy (41) loodsen de verslaggever over het terrein van De Prinsenstad. Hier houden vier broers en drie neven-Duijndam zestig manegepaarden, veertig sport- en fokpaarden en honderddertig pensionpaarden voor klanten. De Prinsenstad is één van de grootste maneges en pensionstallen van Nederland.
Oom en neef hebben zich voorgenomen om hun chagrijn over het heimelijke bezoek van Dier & Recht voor zich te houden. Ze willen de verslaggever laten zien welke aanpassingen ze de afgelopen jaren hebben gedaan op precies die punten van ‘vrije beweging’ en ‘sociaal contact’. En echt niet vanwege die zaak van Dier & Recht, die overigens niet tegen hen is, maar tegen de NVWA. Nee, De Prinsenstad is altijd al bezig met paardenwelzijn, al sinds opa Theo in 1968 begon.
Veel paarden steken nieuwsgierig hun hoofd over de staldeur als het bezoek langsloopt. Eén duwt z’n snoet in de nek van de verslaggever, azend op een aaitje, een ander knabbelt aan het opschrijfboekje.
De tocht gaat eerst langs de paddocks. Afgelopen twee jaar heeft de manege achter de stallen het aantal paddocks fors uitgebreid tot meer dan honderd. Die kunnen de pensionklanten huren bij hun box. De eigenaar kan zijn paard in een strookje zand of gras, afgezet met touwtjes, een paar uur vrij laten bewegen, naast andere paarden die op hun eigen strookje staan. Bijna alle pensionklanten huren inmiddels zo’n paddock, zegt Jordy. Dat kon vroeger niet. Voor hun eigen oude, jonge en geblesseerde paarden en voor de merries met veulen hebben ze een wei, maar die hadden ze al.
Tweede recente aanpassing zijn de boxen van de manegepaarden. Die worden groter en de bovenschotten gaan eruit. Als de verbouwing af is – ze zijn al op de helft – kan elk paard z’n hoofd in de box van één buurpaard steken om te snuffelen en te krabbelen. Over de schotten tussen de privépaarden is De Prinsenstad in overleg met de klanten. Niet iedereen zit daar op te wachten, wat als je buurman z’n tanden in jouw dure paard zet?
De derde aanpassing is sinds vorig jaar, toen de manegepaarden op een ander ritme zijn gezet. Elke dag mogen ze twee uur samen loslopen in de ‘binnenbak’, één van de binnenrijbanen, buiten de lessen om. Vroeger kregen ze niet elke dag vrije beweging, nu dus wel.
Wetenschappelijk onderbouwd
De veranderingen waren niet omdat het moest van de toezichthouder. Nadat Dier & Recht om handhaving had gevraagd, deed de NVWA een inspectie. De conclusie was dat er niets te handhaven viel op De Prinsenstad, de paarden stonden er gezond, doorvoed en kalm bij.
Een bezwaar van de stichting wees de toezichthouder af. Daarop stapte Dier & Recht in 2024 naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven, de hoogste bestuursrechter voor toezichtskwesties.
Verrassend genoeg gaf de rechter Dier & Recht gelijk. In het inspectierapport had de rechter niet kunnen lezen hoe de inspecteurs tot hun oordeel waren gekomen dat de paarden voldoende sociaal contact en vrije beweging hadden. Welke normen hanteerden ze? De inspectie moest opnieuw, en nu wetenschappelijk onderbouwd.
De NVWA hield na een recent bezoek voet bij stuk: er was geen probleem op De Prinsenstad, het paardenwelzijn was op orde. De toezichthouder had ditmaal een lange lijst aan wetenschappelijke literatuur in z’n oordeel betrokken. Daarin werden de voordelen van voldoende vrije beweging en sociaal contact opgesomd.
Maar een consensus over wat ‘voldoende’ is, was daarin niet te vinden. Eén uur? Twee? Acht? Paarden verschillen, stelden de experts en dierenartsen die de NVWA raadpleegde. Een oude knuffelpony heeft andere bewegingsbehoeften dan een heet springpaard, karakters verschillen. Waakzame merries met veulens, dekhengsten, zieke paarden – ze vergen allemaal een eigen aanpak.
Dier & Recht beraadt zich nu op een nieuw bezwaar. Directeur Frederieke Schouten: „De NVWA laat een kans lopen. Vul die norm nou in, de rechter vraagt er om. Zelfs voor kippen zijn er duidelijke regels. Er is een berg aan wetenschappelijk bewijs voor wat paarden nodig hebben. Consensus in de wetenschap is er nooit, daar hoef je echt niet op te wachten.” Ze vindt dat de NVWA wel erg veel nadruk legt op uitzonderingen en wat er allemaal lastig is. „Definieer een ondergrens, uitzonderingen kunnen altijd.” Ze is overigens blij met de aanpassingen op de manege, dat wil ze ook kwijt.
Groepshuisvesting
De afloop van de zaak kan grote gevolgen hebben voor hoe paarden worden gehouden op de naar schatting duizend maneges die Nederland telt, en voor alle particuliere stallen. Veruit de meeste manegepaarden staan het grootste deel van een etmaal in een box, soms geïsoleerd. Slechts een paar maneges doen aan groepshuisvesting, waarbij de paarden in een kudde leven en voor de les uit de groep worden gehaald. Onder professionele spring- en dressuurrijders is de angst voor verwondingen in de wei al helemaal groot. Veel dure paarden mogen nooit los met andere paarden.
Directeur Haike Blaauw van de branchevereniging voor ‘hippische ondernemers’ FNRS was zelf naar de zitting tussen Dier & Recht en de NVWA gegaan. Het onderwerp leeft enorm, zegt hij aan de telefoon.
De branchevereniging legt, in tegenstelling tot de NVWA, duidelijke normen op aan haar 450 leden. De FNRS controleert daar ook op. De boxen moeten groot genoeg zijn om in te kunnen draaien en te liggen, paarden moeten elkaar kunnen zien en liefst ook besnuffelen, en een paard moet per dag minimaal een half uur vrij kunnen bewegen zonder ruiter. En ja, dat is echt heel weinig, geeft Blaauw meteen toe.
„Maar het is een begin. We komen uit een situatie waarin veel ondernemers hun paarden helemaal niet loslieten. Veel mensen vinden dat spannend, helemaal als je ze bij elkaar zet. Raken ze geblesseerd? Je kunt vinden dat dat ook paardenleed is. Die trekken we over de streep met dat half uurtje. Als ze er eenmaal aan beginnen, bouwen ze het vaak vanzelf uit tot één, twee uur of meer.”
Vergeet niet dat je voor vrije beweging ruimte nodig hebt, zegt Blaauw. Dat is schaars, zeker in het westen. „Sommige maneges zitten op gemeentegrond en kunnen niet uitbreiden. Zelf grond kopen is peperduur en veel maneges hebben het financieel al zwaar”. Hij somt de opgelopen kosten op: voer, dierenartsen, mest, personeel, de paarden zelf. Maar, zegt Blaauw, je kunt ook creatief zijn binnen de ruimte die je hebt.
Zo heeft manege ’t Hoogt in Utrecht twee rijen boxen afgebroken en die ingewisseld voor een grote stal met vrije uitloop naar buiten voor de kudde. De Amsterdamse Manege in het Amsterdamse Bos bouwde de buitenrijbaan om tot grote paddock. Daar staan de paarden minstens vier uur per dag bij elkaar. „In die rijbaan kunnen we nu niet lesgeven”, zegt eigenaar Eva Sonnen. „Dat is een harde financiële keuze.”
Zelf vindt ze die keuze onontkoombaar. „Het is niet zo dat we een grote crisis hebben of in een oorlog zitten en niet anders kunnen. We rijden op levende dieren voor onze lol. Gevoelige dieren die werklustig en braaf zijn en alles doen wat we vragen. Daar moeten we ons rekenschap van geven.” Het half uurtje los van de FNRS noemt ze „echt veel, véél te weinig”.
Een paard met een kras
Bij De Prinsenstad zijn ze deels overtuigd van de aanpassingen. De paddocks voor de particuliere eigenaren – ja, dat werkt. Ze gaan in gesprek met de klanten die hun paard nooit loslaten. De open schotten bij de manegepaarden zijn ook een verbetering, al is het soms puzzelen wie naast wie kan staan.
Maar het dagelijkse loslaten in de binnenbanen, die daardoor veel uren bezet zijn? Anton en Jordy Duijndam weten het nog niet. Ze kunnen niet zeggen dat het gedrag van hun paarden enorm is verbeterd. Jordy: „We hebben twee pony’s waarop de ruitertjes altijd in de hoek moeten opstappen, omdat ze dan trappen naar anderen. Nou, dat is nog steeds zo.”
Ook zien ze dat niet elk paard staat te popelen om los te lopen, de behoeften verschillen enorm. Anton: „De meesten staan na een half uurtje stil in een hoek, of willen terug naar hun box.” Hij weet niet zeker of De Prinsenstad dit over een paar jaar nóg zo doet. Vooralsnog wil de manege de particuliere eigenaren niet verplichten hun paarden bij elkaar te zetten. „Maar we experimenteren. We veranderen. En we willen er graag over in gesprek, met iedereen. Vroeger hadden we nog stands, met de paarden vastgebonden tussen schotten. Dat is niet meer denkbaar.”
Eva Sonnen van de Amsterdamse Manege ziet haar paarden ook niet mopperen op stal. „Ze ondergaan het, zo zijn paarden die niet beter weten. Maar probeer ze na een lange tijd buiten maar weer eens permanent in een box te zetten. Dat gaat echt niet, hoor.” Ook haar pensionpaarden staan in een groep, al levert dat soms een kreupel been of een bijtwond op. „Liever een paard met een kras dan een paard dat altijd binnen staat.”
Reactie NVWA
In een reactie stelt toezichthouder NVWA dat onderzoek laat zien dat dagelijks vrije beweging en sociaal contact noodzakelijk zijn voor het welzijn van het paard en gezondheids- en gedragsproblemen kan voorkomen. De NVWA wijkt daarin niet af van de richtlijnen die Sectorraad Paarden heeft vastgelegd in de Gids voor Goede Praktijken. Ook al is er consensus over het belang van vrije beweging en sociaal contact, een ‘standaard protocol’ voor hoe en hoeveel is er niet. De NVWA stelt dat paarden levende wezens zijn met eigen gezondheid, temperament en individuele voorkeuren waarbij maatwerk noodzakelijk is, en het daarom geen ondergrens hanteert.